Vooruit (voor G. en F.)

Lieve G. en F.

Vandaag zijn we eindelijk nog eens naar Gent geweest. Het was alweer veel te lang geleden. We begonnen zoals altijd in het mooiste café ter plekke en gelijktijdig kunstencentrum Vooruit. Na de lange reis vanuit Zeeland waren we allebei toe aan een lekker koffietje en een laat ontbijt. Het was vijf voor half twaalf, en het was nog opvallend stil en leeg in het café. Snel hadden we door dat we ons nog even in geduld moesten oefenen, de keuken ging om half twaalf open. Even later stroomden de studenten binnen en werd het behoorlijk druk. Om je eten te kunnen bestellen moest je in de rij gaan staan. En wat was het weer genieten van de overheerlijke broodjes met salade, van een zalige koffie, van de sfeer die eigenlijk niet te beschrijven is… en dat alles met op de achtergrond muziek van Billie Holiday. Heel even dacht ik terug aan die tijd dat ikzelf studente was en samen met mijn beste vriendin bij café ‚Böhnchen‘ in Keulen zat. We hadden toen nog geen aaiphones, geen netbooks, laptops wat dan ook, we zaten gewoon lekker met elkaar te praten met twee reuzachtige Latte macchiato op tafel.
Vandaag was het geen dag om buiten te zitten, geen terrasje dus, geen Prosecco in het zonnetje, maar een bezoek aan het Stadsmuseum en slenteren door de straten van Gent. Phulkari was dicht, helaas, juist op dinsdag, maar ik was er toch even en heb de mooie dingen in de etalage bewonderd.

Dat wou ik jullie gewoon even vertellen. En ik weet dat jullie het lezen, aan het andere einde van de wereld.

Zo’n dag dus

Het is zondag.
Het is lente.
De zon schijnt.
Ik heb een heerlijke duurloop van 17 km achter de rug.
Ik heb genoten van iedere stap, van iedere meter.
Het is een dag met een gouden randje.
Zo’n dag dus.

Boekenfeest

Vandaag en morgen is het boekverkoop in onze bibliotheek, een gebeurtenis dat twee keer per jaar plaatsvindt, een keer in het voor- en een keer in het najaar. De belangstelling is altijd enorm. Je moet er op tijd bij wezen. Maar het is vooral gezellig. Dat rondneuzen, zoeken, dringen, vinden, aarzelen, weer terug leggen, opnieuw zoeken inmidden van een geordende chaos is een klein avontuur.

Natuurlijk heb ik thuis eigenlijk geen ruimte voor nog meer boeken. Dat probleem kent waarschijnlijk iedereen met een passie voor boeken. Maar eventjes rondkijken moet ik gewoon. Vandaag vond ik deze twee (zie foto). Het kleine boekje bevat de complete gedichten van P.A. de Génestet, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1934. En ja, altijd op zoek naar een gedicht voor mijn ‚Poëzie op woensdag‘ kon ik dit boekje absoluut niet laten liggen. Het tweede boek is van John Gay ‚London observed‘, Michael Joseph, London, 1964. Met adembenemende zwart-wit foto’s, een handgeschreven opdracht voor een familie die in de zomer van 1966 in London op vakantie is geweest en met bovendien 2 oude postkaarten van het British Museum en de Tower of London die er als bladwijzer en/of souvenirs tussen zaten. En daar word ik dan gewoon blij van.

En kijk dan, kijk… wat een foto’s!

Poëzie op woensdag, dl.10

Eigenlijk was ik op zoek naar een lentegedicht. Maar lente betekent voor mij ook de wens om naar buiten te gaan, buiten te zijn, op een terrasje te vertoeven tot de vroege avond, want anders heb ik het alweer te koud… maar toch, buiten zitten en naar passanten kijken, het liefst in een grote stad, in een andere wereld, het leven voelen bruisen, de hartslag van een stad… daar voel ik nu al een verlangen naar, naar de fascinatie van sommige steden…

En opeens stond het boekje zomaar voor me. Dat heb je als je in een bibliotheek werkt. En het was precies wat ik zocht. En ik wist het op het moment dat ik de titel las ‚Wie er maar even was, was al gelukkig‘.

Mijn keuze viel op Remco Campert

Steden bij avond

Ik droomde in de steden bij avond
in Parijs liep ik lang over boulevards
zocht francs op het asfalt
de bistro’s wenkten
met zwarte koffie en hardgekookte eieren
ik kon er op basketbalschoenen
de morgen afwachten
schrijvend luisterend en drinkend
de eerste vegen van rose de eerste arbeiders
op vroege fietsen de eerste metro
met gele mensengezichten en nog vochtig nekhaar
de eerste krant en het eerste licht
ik droomde ik kon spreken in Parijs
en bij Dupont nam men een film op
een sprekende film dat gaat zonder zeggen
een film met Gréco en een man die ik niet zag
de steden bij avond
zijn van de mensen de minnaressen
de steden bij avond
strelen met hun tere lichtenden handen
de schouders en de haren van de mensen
ik heb het gezien ik heb het gevoeld
ik heb naar de steden geluisterd
als zij zich neerlegden bij avond
langs hun rivieren en bomen
ik heb met de mensen gesproken
in de cafés en cinema’s van hun steden
bij avond en avondlicht
ik heb hun Turkse tabak gerookt
en die uit Amerika en Algerije
ik heb met hen gedronken en gelachen
gekust en geweend
in hun steden bij avond
als zij moe waren en vol moed of moedeloos
ik droomde ik was enkel tong
enkel tanden enkel lippen
ik droomde ik was enkel woorden
en troostende gebaren
ik liep door de steden bij avond
vond de wereld bij elke voetstap
vond geluk in gezichten van mensen
vond verdriet in de adem van hun woorden
ik droomde te over ik droomde
om zes uur in de morgen
mijn hoofd op een tafel
mijn armen om mijn hoofd
mijn vrienden om mij heen
ik droomde met de mensen
ik droomde met de wereld
ik droomde in de steden bij avond.

(bron: Wie er maar even was, was al gelukkig. Frankrijk in 100 gedichten, verz. door Mario Molegraaf, Balans, 2004)

Poëzie op woensdag, dl.9

Van al wat Leeft zijn Vogels
het meest gelijk aan Dons
Dat door – de Hemelruimte zweeft
Bij Aangename Bries –

Het zwiert – en scheert – en wervelt –
Als ‚t zich aan Wolken meet
Luchtig – en zelfs – verbijsterend vlug –
Zoals je Vogels ziet –

Terwijl een Kielzog van Muziek
Hun voortgang begeleidt –
Alsof het Dons een Melodie –
Van Jubel – horen laat.

( Emily Dickinson, Verzamelde gedichten, Uitgerverij Van Oorschot 2011)

Ronald gaf een feestje

… en iedereen kwam.
Het was dan ook niet zomaar een feestje afgelopen zondag, het was ook geen wedstrijd, het was een happening, niet geheel toevallig over de bekende afstand van 42.195 km, omdat Ronald zijn 42 lentes en 195 dagen zo en niet anders wilde vieren met vrienden, kennissen en familie. Een enorme eer om bij dit uniek evenement aanwezig te mogen zijn.
Continue reading

Poëzie op woensdag, dl.8

DE BIJNA BLINDE

Ze leek net als de anderen te zijn,
zoals ze thee dronk. Toen eerst zag ik dat
zij ‚t kopje ietwat vreemd had aangevat.
Ze glimlachte één keer. Het deed haast pijn.

En toen ‚t gezelschap eindelijk opbrak en
(pratend en lachend) zonder ordening
en zonder haast door vele kamers ging,
zag ik haar weer. Zij liep de anderen

gehinderd na, alsof ze zo meteen
en voor een groot gezelschap moest gaan zingen;
en op haar klare, blijde ogen scheen
van buiten licht, vijvers die licht opvingen.

Ze volgde langzaam en het duurde lang,
alsof iets haar terughield in het leven;
en toch: alsof ze, na een overgang,
niet meer zou lopen, maar de lucht in zweven.

(Het gedicht van vandaag is van Rainer Maria Rilke. Bron: Wie nu geen huis heeft, Uitgeverij Bert Bakker 1986)

Poëzie op woensdag, dl.7

Moe van iedereen die met woorden komt, met woorden maar niet met taal
ging ik naar het sneeuwbedekte eiland.
Het ongerepte heeft geen woorden.
De ongeschreven bladzijden breiden zich naar alle kanten uit!
In de sneeuw stuit ik op hoefsporen van een ree.
Taal maar geen woorden.

(bron: Tomas Tranströmer, De herinneringen zien mij, Bezige Bij 2011)

Cojones

Mijn betere helft leest alles wat ik op mijn blog zet als eerste. En altijd zegt hij ‚mooi‘. Dat is voor mij goed genoeg om op ‚publiceren‘ te klikken.

Kort geleden zei hij nog iets anders, ‚je bent een vrouw met cojones‘. Cojones is een mooi woord, het is Spaans en betekent ‚ballen‘. Wie mijn blog een beetje volgt zal geen moeite hebben om het stukje terug te vinden dat aan de beste eega van allen dit zeldzame compliment kon ontlokken.

Ik kreeg er een tik op mijn vingers voor, oké een tikje maar, maar niettemin een tik. Het verbaasde me niet werkelijk en eigenlijk toch wel. Wat me evenzeer verbaast is het aantal stiekeme meelezers die liever anoniem blijven, die wellicht zelf ook niet zo veel vinden en hebben aan social media, behalve dan veel argwaan, die in ieder geval zo schijnt veel tijd vrij kunnen maken om bij anderen regelmatig steekproeven uit te voeren en er melding van te maken. Het geeft me trouwens een goed gevoel dat mijn schrijfselen op mijn persoonlijke blog belangrijk genoeg worden geacht om er af en toe eens beter naar te kijken. Te veel eer.

Het makkelijkste zou nu wezen om er het zwijgen toe de doen, om het er alleen nog over ontzettend leuke of ontroerende dingen te hebben of er maar een fotoblogje van te maken. Niets tegen mooie foto’s, ik houd ervan en deel ze regelmatig. En ik kan niet ontkennen dat ik er even over na heb gedacht. Helaas of gelukkig ben ik ondertussen te oud voor opvoedingsmaatregelen en niet meer zo gevoelig voor tikjes. Nee, ik ga niet in een hoekje staan, ik ga me niet excuseren, en ik ga ook niet 100 keer in mijn schrift zetten ‚ik zal me niet meer bemoeien met…‘ Sorry. Ik zal ook in toekomst blijven denken en zeggen wat ik vind… open en eerlijk en niet anoniem.

Dus dat is het goede nieuws voor mijn ’schaduwlezers‘. Het slechte nieuws is, de aandacht en belangstelling voor dit soort boodschappers is maar van korte duur. Zij oogsten nooit respect of waardering en worden zelfs door hen die de informaties mondjesmaat geserveerd krijgen, zielig en walgelijk gevonden. Arme zielen. Wat een lot. En geen ruggengraat ook.

Wat is het dan toch heerlijk om van je partner te horen ‚je bent een vrouw met cojones‘ en ’s ochtends in de spiegel te kunnen kijken en jezelf nog te herkennen, zonder schaamte en oprecht. En daar gaat het om.

Zoals altijd ga ik nu mijn beschouwingen, die zoals altijd heel algemeen zijn, voorleggen aan mijn criticus en recensent. kijken wat ‚ie zegt.

P.S. Goedgekeurd!!