Poëzie op woensdag, dl. 18

Avondschemeringen

Het klare leger van een westerzon
heeft de straat opgehemeld,
de straat geopend als een wijde droom
naar welke kans dan ook.
Het zindelijk geboomte
verliest zijn laatste vogel, laatste goud.
De verscheurde hand van een bedelaar
bezwaart de treurnis van de avond.

De stilte die de spiegels bewoont
heeft haar tralies verbroken.
De duisternis is het bloed
van de gewonde dingen.
In het onzekere westen
was de verminkte avond
een paar povere kleuren.

Mijn boeken

Mijn boeken (die niet weten dat ik besta)
Zijn net zo deel van mij als dit gezicht
Van grijze slapen en van grijze ogen
Dat ik tevergeefs in de spiegels zoek
En dat ik met mijn holle hand bestrijk.
Niet zonder een vanzelfsprekende bitterheid
Bedenk ik dat de wezenlijke woorden
Die mij uitdrukken op die bladen staan
Die niet weten wie ik ben, niet op die ik schreef.
Des te beter. De stemmen van de doden
Zullen mij voor altijd heten.

(uit: Jorge Luis Borges, Het geheimschrift en andere gedichten, Bloemlezing uit het complete dichtwerk, De Bezige Bij, Amsterdam 1999)

2 thoughts on “Poëzie op woensdag, dl. 18

Schreibe einen Kommentar

Deine E-Mail-Adresse wird nicht veröffentlicht. Erforderliche Felder sind mit * markiert