Poëzie op woensdag, dl. 16

Vandaag weer eens twee gedichten, omdat ze van Toon Tellegen zijn…

Twee mensen

Ze hadden elkaar beloofd geen heimwee te hebben,
geen spijt,
niets te missen en elkaar nooit ongelukkig te maken,
nooit
en dus lieten ze zichzelf niet kennen,
beten elke dag op hun pennen
en schreven elkaar hoe gelukkig ze waren,
al was het alleen al door de brieven van elkaar,
schreven ze,
waarin ze lazen hoe gelukkig ze waren.
Zo dwarrelen bladeren
soms hartstochtelijk
naar de grond.

Aan het einde van de dag

Aan het einde van de dag,
als iemand aan komt hollen met de liefde,
als je moe bent en onhandig en toevallig net verward in een warnet
van angsten –
wat moet je doen,
wat moet je met de liefde doen, donzig, schrikachtig,
die iemand je nog brengt?

(uit: Toon Tellegen, Alleen liefde, Een keuze, Querido 2002)

Mijmeringen 3

Soms kun je, eenmaal begonnen met mijmeren, moeilijk weer stoppen. Soms lukt het, als de mijmeringen beginnen, jezelf af te leiden, ergens rustig te gaan zitten en te wachten totdat de aanval weer voorbij is. Het is een kwestie van oefenen en ondertussen lukt me dat steeds vaker.

Vandaag kwamen echter via mijn twitter timeline nogal wat prikkels binnen die ik niet wou laten bezinken totdat ze er niet meer zijn of totdat ik ze alleen nog vaag kon herinneren. De prikkels kwamen uit drie bronnen gelijktijdig net als sneltreinen op me af. Daar was ten eerste Joost Heessels die op zijn unieke manier commentaren leverde op alles wat vandaag gebeurde op Bibliotheekplaza in Theater De Meervaart in Amsterdam. Ten tweede de twitterende collega’s uit de bibliotheekwereld en ten derde John Cleese! Ja, en ik hoor u denken ‚John Cleese‘, was dat niet die van…? Ja hallo, kan die dan ook maar voor één moment serieus wezen? En wat heeft hij nu met bibliotheken te maken en sterker nog, met de toekomst van bibliotheken, de bibliotheek van morgen…?

Toen de tweet in kwestie via Maria Popova binnenkwam, dacht ik in eerste instantie precies hetzelfde. How creativity works. Daar had hij het kennelijk over en nee, dat breng je niet werkelijk zomaar in verband met het doen en denken en overleggen binnen de bibliotheekwereld (wie hier een soort van cynisme denkt te ontdekken mag dat wat mij betreft gerust doen).

Maar eerst terug naar nummer 1 en nummer 2. Tot mijn verbazing en groot genoegen las ik naast tweets van ‚tot zover niets nieuws‘ en over ‚verdwaalde sprekers‘ ook stemmen als ‚laten we naar ons publiek luisteren‘, ‚persoonlijk contact centraal stellen‘, ‚passie wordt van mens tot mens overgedragen‘, er kwam zelfs iets over de ‚maatschappelijke functie‘ van een bibliotheek langs en, helemaal revolutionair natuurlijk, ‚Oud gedrag in een nieuwe situatie helpt niet‘. BAM! En ik spon de draad van de laatste tweet voor mezelf nog verder… Oud gedrag in een nieuw jasje helpt ook niet verder en wordt in no time ontmaskerd als ’niets dan gebakken lucht‘, als ‚blablabla‘.

Alles heeft te maken met communicatie, niet naar de klant maar MET de klant. En een goede communicatie in veranderende omstandigheden heeft alles te maken met creativiteit. En over creativiteit heeft John Cleese het dus in zijn bijdrage van 36 minuten en 10 seconden, voor wie voor de lange versie gaat. U gaat er geen spijt van krijgen!

Ruimte, tijd, vertrouwen, humor… dat zijn volgens Cleese de grondpijlers voor een klimaat waarin creativiteit kan kiemen, zich kan ontwikkelen, geoefend kan worden. Ik heb 2 keer naar het verhaal van Cleese zitten kijken en luisteren, En tijdens het luisteren zag ik steeds meer het verband en de schakel met de bibliotheek, en het werd me ook steeds duidelijker waar de belemmeringen of valkuilen zijn voor een gezond en succesvol creatief proces. Hier een verkorte lijst van de mijns inziens belangrijkste punten:

  • er zijn teveel dagelijkse dingen die prioriteit hebben en die eerst afgewerkt moeten worden
  • het is makkelijker om met kleine dingen bezig te zijn waarvan we weten dat we ze wel kunnen dan met grotere dingen waar we niet helemaal zeker van zijn
  • we hebben en nemen de tijd niet omdat we gestresst en onder spanning staan, permanent bang om iets te zeggen wat onnozel en onlogisch klinkt
  • we zijn als de dood om iets fout te doen, en dat is de ergste vijand van creativiteit
  • een fase van creativiteit is ook een fase van onzekerheid, van nog op zoek zijn naar een oplossing, een fase waarin de meesten zich ongemakklijk voelen. Om daaruit te ontsnappen wordt vaak voor oplossingen gekozen die onder handbereik liggen, zonder er 100 procent achter te staan
  • we zijn het spelen verleerd, alleen binnen een ruimte waar alles aan ideeën kan en mag en waar geen fouten bestaan, kan creativiteit tot leven en groei komen
  • en dan nog, last but not least, de humor. Gevoel voor humor, begrip voor humor, gepastheid van humor. Wat eigenlijk tot de normaalste dingen van de wereld hoort en volgens mij ook aan een basisbehoefte van de mens voldoet, humor, is ver te zoeken in tijden van crisis, in tijden van recessie en bezuinigingen, waar het tot de orde van de dag hoort dat je leest of hoort dat we blij moeten zijn om nog werk te hebben terwijl andere bibliotheken hun deuren moeten sluiten…

Dit is maar een klein overzicht van wat ik vanmiddag van John Cleese heb gehoord, ook niet allemaal voor het eerst uiteraard, maar soms is het goed om aan dingen herinnerd te worden, isn’t it.

Poëzie op woensdag, dl. 15

12 juli 1980

Heb geduld, mijn vermoeide vrouw,
Heb geduld met de dingen van de wereld,
Met jouw reisgenoten, mijzelf inbegrepen,
Nu ik jou eenmaal ten deel ben gevallen.
Aanvaard, na zoveel jaren, een paar scheurbuikige verzen
Bij de vervulling van je kroonjaar.
Heb geduld, mijn ongeduldige vrouw,
Jij vermorzelde, gegeselde, ontvelde,
Jij die jezelf elke dag een schram bezorgt
Opdat je naakte vlees nog pijnlijker zal zijn.
De tijd is er niet meer naar om op onszelf te leven.
Aanvaard, alsjeblieft, deze 14 verzen,
Mijn lompe manier van zeggen dat jij me dierbaar bent,
En dat ik zonder jou niet op de wereld zou blijven.

(uit: Primo Levi, Op een onzeker uur, Gedichten, Meulenhoff 1988)

Poëzie op woensdag, dl. 14

Dood van een computer

Acht jaar verhalen, boeken en recensies –
het dagelijks karwei. Eens zal -ie crashen,
verzekerde men mij en dus, onzeker
computeramateur, kocht ik een nieuwe,
zette de oude in een zijkamer, alwaar
toen ik ‚m aanzette, hij oude schijfjes nam
en er geprinte eindversies van maakte,
zwarte tekentjes op papier zijn zekerder
dan elektronen. ‚t Mechanisme scheen
niet te gebelgd over z’n prepensioen.

Vandaag begaf-ie het. Denk ik. Eerste
signaal, een spookvierkantje schoof zichzelf
over de tekst, als ‚ongepast‘ gedrag
dat even de bijeenkomst overschaduwt
al kun je het negeren. Volgend teken,
nu zwarte strepen, met heel kleine stukjes
versplinterde icoontjes: hij deed als
een oude advocaat die in seniele aanval
opspringt, zich tot de jury richt
met van die stijlbloemetjes en volkse flair.

Daarna begon het puntig pijltje als
een schildersborstel pixels weg te slepen.
De monitor geloofde elk moment
zelf nog dat het ergens op sloeg
terwijl strepen, lijntjes en plotse kronkels
van mijn getikt bericht rap puinhoop maakte.
Verward door zulk helder, hoopvol geknoei
sloot ik het apparaat genadig af.
Moge ook mij een sterke, milde hand
als mijn systeem gaat falen vrede brengen.

(bron: John Updike, Eindpunt en andere gedichten (tweetalige editie), De Arbeiderspers, 2010)

Poëzie op woensdag, dl.13

Eigenlijk ben ik niet zo van de politieke statements. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik geen mening heb over het een of ander. Er is niet veel wat me nog kan verrassen, nog minder wat me koude rillingen kan bezorgen, maar wat me heel erg doet schrikken en me heel ongemakkelijk doet voelen, dat zijn de meldpunten die opeens als paddestoelen uit de grond lijken te schieten. Ik wil hier geen paranoïde theoriën ontwikkelen of dergelijke scenario’s opbouwen, maar wat ik wel wil zeggen is dat het mijn maag doet krimpen, dat ik er misselijk van word en ook een beetje bang, en dat ik denk dat we met z’n allen waakzaam moeten zijn omdat vrijheid niet vanzelfsprekend is.

Ik vond het volgende gedicht van Günter Grass en vond het heel toepasselijk om dit duidelijk te maken.

Controle

Uitstappen moesten we allemaal,
onze koffers met sleutels openen
en laten zien wat binnenin gebeurt:

de knoop in de handdoek losmaken,
bewijzen dat de schoenen schoenen zijn,
drie linkerkousen, twee rechts.

Een boek, zonder opdracht verdacht.
Waarom zijn de zakdoeken
zo onregelmatig bestikt?

De kam lieten ze gonzen: ze namen het op.
De tandenborstel moest beloven
wat onze tong verzwijgt.

En toch hadden we geluk: ons hart
lag tussen de hemden
en rook onschuldig naar zeep.
(Ook had niemand gemerkt dat we
de tabak in dun papier rollen,
dat tabak, tot sigaret gedraaid,
ginds meteen – als rook – hun vesting verraadt.)

(bron: De vrijheid verteld, verhalen en gedichten voor Amnesty International, Meulenhoff, 1996)

De langste duurloop

Afgelopen zondag was het de halve van Sluis. Een bijzondere dag. Een stap verder in richting NY. Achteraf had ik geen problemen met mijn benen of wat dan ook, gelukkig. Maandag een klein herstelloopje, vrijdag 10 km, daartussen rust. De zondag, dat wil zeggen de zondagochtend, is mijn favoriete dag voor een lange duurloop, maar dan werkelijk gemoedelijk, een soort wellnessrun, met kleine ingebouwde stops om te drinken, te eten, te kijken, te fotograferen…
Continue reading

Poëzie op woensdag, dl.12

Chawwa

Op twitter had ik aangekondigd dat ik iets moois ging beleven. Dat was niet zo. Ik heb er nog geen woord voor gevonden hoe en wat het dan wel was, maar mooi is niet genoeg.

De dag van vandaag was mooi, het weer was mooi, ook toen ik op weg was naar de stad, op weg naar de Drvkkery waar vanaf 16.30 uur de boekpresentatie van de nieuwe gedichtenbundel van Chawwa Wijnberg zou plaatsvinden.


Ik beleefde poëzie live, voorgedragen door Chawwa zelf met haar prachtige stem. Nu was ik wel van tevoren gewaarschuwd, enigszins, wat haar stem aanging, want op haar site kun je o.a. naar een interview op de radio luisteren, maar in het echt, in het echt is alles anders, intenser. Ik had vanaf het eerste voorgelezen gedicht kunnen janken, en dat heb ik niet vaak, dat overkomt me eigenlijk alleen maar als ik naar klassieke muziek luister. Maar vandaag in de Drvkkery was dat wel zo, hoewel de sfeer juist vrolijk en luchtig was, de lente die buiten zo uitbundig aanwezig was, was ook binnen te bespeuren, en dan nog…

Nu zit ik thuis. Uiteraard heb ik haar bundel gekocht. En enkele foto’s gemaakt. Ik heb haar werk (schilderijen en kistjes) als beeldend kunstenares bekeken. Alles werkt nog in mij na. Alles ontroert me nog steeds. Met een kus van haar, een opdracht in mijn boek met een kleine tekening en een uitnodiging ‚kom je op de koffie?‘ heb ik voor vandaag afscheid genomen van Chawwa.

Ik heb aan haar gevraagd of ik iets op mijn blog mocht zetten, en ja dat mocht.

Dus hier een gedicht van Chawwa Wijnberg (helaas zonder geluid) uit haar bundel ‚Nachtvlinders door het kattenluik‘

Wie kan

Wie kan een woord, een zin
zo hoera versieren
dat er een gedicht ontstaat`
een zwart gat beroeren
zodat een nieuwe sterrenhemel
flonkert
en als we toch bezig zijn
door alle beton
nieuwe grassen bloeien
bij jou en ook bij mij
in onze eigen straat
en alle bewielde dingen
even stilstaan en zacht
zingen
en katten spreken
en eindelijk van andere planeten
ruimtewezens ons komen leren
dat het alleen om liefde
en om vrede gaat.

Poëzie op woensdag, dl.11

Vanaf het moment dat ik met ‚Poëzie op woensdag‘ begon, dacht ik erover na hoe ik het voor mekaar kon krijgen om te beschrijven waarom en in hoeverre poëzie voor mij te maken heeft met hardlopen. Ik wou zo graag in beelden of woorden kunnen vatten hoe het voelt om in de vroege ochtenduren door de natuur te rennen, met al je zintuigen op scherp. Hoe het voelt om op deze stille momenten alles om je heen in je op te nemen en je meer dan anders verbonden te voelen met alles. Ik wou laten zien dat hardlopen zoals ik het begrijp niets te maken heeft met haasten en de mooie dingen op je weg voorbijrennen, integendeel.
En terwijl ik nog zoekende was zag ik het volgende filmpje van Jan, gemaakt tijdens een JKM (Jan Knippenberg Memorial) trainingsloop van 81 km tussen Zandvoort en Den Helder… en toen wist ik dat ik het verband had gevonden, de poëzie van het hardlopen oftewel hardloperspoëzie zoals ook ik ze waarneem. Poëzie in beelden en muziek. Met dank aan Jan.